(verschenen in IDEA, gemeenteopbouwblad van de Evangelische Alliantie, april 2007)
In de vorige idea schreef ik over het wat, hoe en waarom van supervisie. Kort gezegd: 'Supervisie is een begeleidingsvorm voor mensen in een mensgericht beroep, waarbij je iemand leert om naar zichzelf te kijken in relatie tot zijn werk. Met supervisie geef je iemand 'tools' om naar zichzelf te kijken in de werksituatie. In mijn rol als supervisor stel ik vragen, zodat de ander die vragen straks aan zichzelf gaat stellen.'
In dit artikel: wat is de meerwaarde van supervisie voor de gemeente?
Meer zicht op jezelf
De praktijk wijst uit dat supervisie een instrumentarium geeft om zelfstandig te leren nadenken over de eigen beroepshouding en dat het de professionaliteit verhoogt. Je krijgt meer zicht op jezelf, je wordt een 'meer geïntegreerde beroepspersoon'. Het kan ook voorkómen dat je vastroest, dat je vast komt te zitten in bepaalde patronen of levenslang bezig bent juist door het werk eigen tekorten te compenseren, bijvoorbeeld door het zoeken naar erkenning, naar bevestiging van eigen bestaan. In de specifieke context van bijvoorbeeld het gemeentewerk is dit alles geen overbodige luxe. Juist in het gemeentewerk dient zich niet zelden een complexiteit van problemen en dynamieken aan, waarbij soms ook nog van de predikant/voorganger/korpsofficier wordt verwacht dat deze een schaap met vijf poten is.
Onbemind
In het kader van mijn opleiding tot supervisor deed ik onderzoek naar supervisie en andere begeleidingsvormen in de zes deelnemende kerkgenootschappen van de Evangelische Alliantie (CAMA Gemeenten Nederland, de Kerk van de Nazarener, het Leger des Heils, Rafaël Nederland, de Unie van Baptistengemeenten en de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten - voor de volledige scriptie in PDF-bestand klik hier Leiding Geven & Begeleiding Ontvangen).
Uit dat onderzoek kwam naar voren dat er naar alle waarschijnlijkheid heel wat voorgangers, predikanten en leidinggevenden zijn, die gedurende langere periodes van hun werkzame leven in kerk of gemeente geen enkele vorm van begeleiding ontvangen. Een positieve uitzondering daarop is vooral het ruime aanbod aan begeleidingsvormen binnen het Leger des Heils: werkbegeleiding, collegiale consultatie, mentoraat, coaching, intervisie en supervisie.
Bij dit alles is supervisie als begeleidingsfenomeen nog wel het minst bekend en daardoor vaak onbemind. Toch is supervisie langzaam maar zeker bekendheid aan het krijgen. Zo kunnen binnen enkele van de onderzochte kerkgenootschappen de aankomende predikanten/voorgangers inmiddels supervisie en intervisie integraal in de opleiding meekrijgen. Supervisie begint gewoner te worden. De cultuur rondom supervisie en andere begeleidingsvormen is aan het veranderen, mensen zien het nut steeds meer en de weerstanden worden minder.
Weerstanden
Tot die weerstanden tegen supervisie reken ik de gedachte dat er 'iets aan de hand' moet zijn, wanneer iemand om supervisie vraagt. Of 'het is eng, want je kunt jezelf tegenkomen'. Of 'het is een vorm van navelstaren, waarbij mensen veel praten met weinig concreet resultaat.' Ook kan de geloofscultuur van een kerkgenootschap een hinderpaal zijn. Als het bijvoorbeeld not done is om je zwakheden en mislukkingen op tafel te leggen, omdat mensen dat als een persoonlijk falen ten overstaan van God en mensen kunnen ervaren ('een man Gods mag niet zwak zijn'), zal iemand niet snel om supervisie vragen. Supervisie veronderstelt de bereidheid om je eigen kwetsbaarheid te laten zien en om onder ogen te zien dat je als mens en als leidinggevende of als voorganger nog onderweg bent.
Ook kan er een spanning zitten tussen supervisie en de doecultuur die in sommige kerkgenootschappen dominant is ('we moeten ons vooral richten op het vervullen van de zendingsopdracht: mensen bereiken met het evangelie en vormen tot discipelen van Jezus'). Supervisie vraagt om bereidheid om stilgezet te worden op de weg van het doen, om de aandacht te richten op het 'zijn' van de werker in de wijngaard.
Jezelf kennen
Wie werkt in de wijngaard van de Heer, moet niet alleen de Heer kennen maar ook zichzelf. Tenslotte werkt God door mensen heen en dan is het broodnodig dat voorgangers en leidinggevenden zichzelf kennen. Professioneel gezegd: we zijn zelf instrument van ons pastorale handelen, ook als dat het handelen van de Heilige Geest is door ons heen. Supervisie is bij deze ontdekkingstocht een nuttig instrument. Het zit natuurlijk ook in de tijd, in de eisen die de moderne tijd aan professionals stelt. Her en der wordt er gecoacht, mentoraat aangeboden of anderszins begeleid. Ik zie geen reden dat werkers in kerken, gemeentes en christelijke organisaties daarbij achter kunnen blijven.
Hoe zou het zijn wanneer op het niveau van de plaatselijke gemeente in de benoemingsprocedure van predikanten/voorgangers de bereidheid tot het volgen van een supervisietraject in de werkafspraken zou worden opgenomen? Daarbij is verondersteld dat een commissie aan de gemeente vraagt om de voorganger tot zo'n traject te faciliteren. Hetzelfde kan gevraagd worden van leidinggevenden in christelijke organisaties.
Wat zijn je wortels?
Wie een supervisietraject in gaat, stuit vroeg of laat op zijn wortels: wat en wie hebben gemaakt dat ik geworden ben tot wie ik nu ben en wat ik nu geloof? Welke personen, gebeurtenissen, momenten, stromingen zijn bepalend voor mijn leven geweest? Wat maakt bijvoorbeeld dat vooral mensen in nood mijn aandacht hebben?
Op deze ontdekkingsreis kun je je ouders tegenkomen, je broer of zus, je grootouders of andere opvoeders. Je ontdekt dat je overtuigingskracht of juist conflictvermijdende gedrag te herleiden zijn tot de karakters van je ouders en grootouders. Of je ontdekt dat je onvoldoende gezien en gekend bent in het gezin van herkomst, er was weinig aandacht voor wie je was en wat jou bewoog. Je hebt er misschien een onevenredige behoefte om gezien te worden aan overgehouden. Spreekgestoeltes, katheders, gemeentevergaderingen en leiderschapsteams kunnen een mooie plek zijn om die behoefte te bevredigen...Ook zelf heb ik leren zien hoe mijn gezin van herkomst medebepalend is geweest voor mijn leven tot nog toe, zelfs voor mijn identiteit als pastor. Juist temidden van alle gebrekkigheid en tekort in mijn eigen jonge leven, ontwikkelde zich iemand met aandacht en antenne voor wat anderen beweegt. Voor alle helderheid: dit sluit roeping van Godswege en leiding door de Geest niet uit, maar eerder in. God gebruikt juist gebrekkige menselijke processen en wil het inzetten en omvormen in zijn dienst. Dat zie je ook in het leven van de profeet Jeremia. Jeremia komt uit een priestergeslacht en ziet als jonge jongen de gruwelen in de tempel van Jeruzalem met eigen ogen als hij met zijn vader vanuit Anatot naar Jeruzalem gaat. Mede op grond van deze ervaringen kan God later Jeremia roepen tot zijn zware profetische bediening.
Je wortels bepalen mede wie je bent en wie je wordt. Voor mezelf is er in dit verband de mooie ontdekking geweest dat ik een gezond stuk experimenteerruimte met me meedraag, een behoefte om de luiken open te zetten, om nieuw terrein te verkennen en zo gaandeweg vanuit een soort innerlijke vrijheid te groeien. Het kan een vrucht van de Geest zijn, maar het is zeker ook een legaat dat ik van mijn vader heb meegekregen: experimenteel, speels en daarin de vrijheid om jezelf te zijn.
Ambachtelijkheid
Wie door een supervisietraject heengaat, groeit in ambachtelijkheid. In vergaderingen ga je je anders bewegen. In het pastoraat ga je na verloop van tijd andere vragen stellen: open vragen, uitnodigend, niet zo hijgerig of oplossingsgericht. Je leert het uit te houden in uitzichtloze situaties, je leert eigen onmachtsgevoelens hanteren. Je hoeft niet overal een antwoord op te hebben, je kunt het uit handen geven aan de God van hemel en aarde, zelfs het ongerijmde en absurde.
Je gaat anders luisteren: je let op de kleine signalen, de kleine storingen in de communicatie, bijvoorbeeld de kleine irritaties. Je gaat letten op wat er non-verbaal gebeurt, in iemands lichaamshouding of gezichtsuitdrukking. Soms leer je om je gevoel meer te laten spreken, je leert meer naar je eigen gevoel te luisteren. Of je leert met stiltes in het gesprek om te gaan en die niet gelijk te verstoren met een nieuwe vraag of een troostend woord. Zoals iemand van zichzelf zei: "Ik kon de stilte niet laten gebeuren. Voor mij was het zo dat 'een stilte viel', en met die woorden zeg ik al veel. Als er in een gesprek een stilte viel, dan was ik geneigd om iets voor de ander te gaan invullen. Bijvoorbeeld door te zeggen: "Moeilijk hè". Ook had ik het idee dat een gesprek voortgang moet hebben en dat stiltes daarin ergens niet echt verder helpen. Juist door de stilte niet toe te laten, kon ik ook bij mijn eigen gevoel wegraken. Nu durf ik de stilte veel meer te laten gebeuren. En durf ik ook te benoemen wat ik in de stilte zie gebeuren. Of durf ik de ander daarop te bevragen, door te zeggen: 'Wat gebeurt er nu met je?' Trouwens, ook in mijn relatie met God, in mijn spiritualiteit is er meer ruimte voor de stilte gekomen."
Door supervisie kun je ook leren om in het pastoraat beter voor jezelf te zorgen. Soms loop je juist als voorganger het risico urgent pastoraat te plannen in de laatste gaatjes van je agenda en daarbij jezelf geweld aan te doen.
Grondhouding
Over pastoraat gesproken, onvermijdelijk komt dan de polariteit van nabijheid en distantie, van betrokkenheid en afstand ter sprake. De belangrijkste grondregel in pastoraat en hulpverlening op dit punt is 'voldoende nabijheid met behoud van de benodigde distantie'. Waar dat evenwicht zoek is, kan dat zelfs zichtbaar worden in iemands lichaamshouding: in een pastoraal gesprek letterlijk, lijfelijk sterk naar de ander toe leunen en daarmee zichtbaar een stukje 'nabijheid' of misschien zelfs 'gretigheid' uitdrukken. Met als gevolg dat de pastor op kan branden aan zijn eigen pastorale attitude. In supervisie kun je samen zoeken naar een gezond evenwicht tussen nabijheid en distantie, tussen betrokkenheid en afstand.
Voor veel pastores is het omgaan met agressie een verhaal apart. In de christelijke cultuur staan liefde, geduld, verdraagzaamheid, verzoening en het dragen van elkaars lasten hoog genoteerd. Hoeveel ruimte is er dan nog voor de agressie van de pastor en het gemeentelid? Daarbij versta ik agressie primair neutraal als een levenskracht die zowel constructief als destructief kan worden ingezet. Zonder agressie worden er geen topprestaties geleverd, geen bergen verzet, maar ook geen oorlogen gevoerd en conflicten aangegaan. In hoeverre mag een pastor ruimte geven aan wat hij zelf vindt en voelt? Wat doet hij met zijn teleurstelling, irritatie, boosheid? Durft hij het conflict tijdig aan te gaan met wie het betreft, om te voorkomen dat zijn woede op een ander moment en een andere plaats terechtkomt? Kortom: durft hij boos te worden? Het is altijd winst wanneer iemand in een supervisietraject leert om de eigen agressie niet weg te slikken. Soms voorkomt het zelfs een burn-out.
Neveneffecten
Zelf heb ik ontdekt dat ik sterk in mijn ratio kan zitten en dan onvoldoende contact met mijn eigen emoties heb. Dat maakt bijvoorbeeld dat ik soms wat onverwacht uit de hoek kan komen. Die rustige, geduldige, invoelende Jan Minderhoud kan dan onverwacht confronteren of een 'linkse directe' uitdelen, zoals we dat ooit in supervisie noemden. Juist in dit soort situaties is contact met de eigen emotionele onderstromen van belang: wat voor irritaties of boosheid kan ik daarmee camoufleren? In verschillende supervisies was dit een aandachtspunt. Ik ontdekte dat er in mijn leven twee vluchtmechanismen zijn om niet te hoeven voelen, mijn humor en mijn ratio. Voorganger, leider, ken jezelf!
Tot slot: kan supervisie ook 'therapeutische neveneffecten' geven? Het is nooit een doel op zich, want supervisie is altijd werkgerelateerd, het beoogt verhoging van de professionaliteit en heeft altijd een directe link met de werkvloer. Maar uit de drie supervisietrajecten van de afgelopen tien jaar kan ik in mijn eigen leven wel winst aanwijzen in persoonlijk leven en in diverse relaties in de persoonlijke sfeer.